Inleiding:
Poelkapelle is Guynemer ... Wie er passeert kan er niet omheen kijken, moet er zelfs rond rijden. Dat dorp met die vogel, den ooievaar, het Guynemerdorp, ons dorp. Het standbeeld, of is het stambeeld, zoals onze ouders erover praten, waar we sedert onze eerste schoolpasjes dagelijks rond passeerden. Meester Baccarne deed ons in de tekenles zelfs het monument tekenen. Om van de jaarlijkse herdenkingen begin september maar te zwijgen, toen op zaterdagnamiddag er telkenjare een Franse invasie was.
Wat hebben die helicopter en die Franse Mirages een indruk op ons gemaakt en al die militairen en vlaggen. Onuitwisbare indrukken laat dat na op een kind van het dorp en toen heel veel later deze traditie dreigde in gevaar te komen dan staat zo'n kind recht om die traditie verder door te geven, zodat het dorp z'n grandeur behoudt en nieuwe generaties dezelfde fascinatie zouden oplopen.
Hoe kun je nu nog iets over Guynemer schrijven, er is al zoveel over geschreven en wat is juist, overdreven of zelfs niet juist.Ikzelf ben amper een 4-tal jaar bezig met m'n sluimerende interesse voor de Oorlog aan te boren. Wie ben ik om over een figuur als Guynemer iets te schrijven vooreen toch wat officiële website.
Hoe benader je hem : uitsluitend facts and figures, de persoon, of de hele cultus errond. Heel moeilijk.Er ligt hier echter al een paar werken en een oud klein boekje op m'n tafel die het best weergeeft hoe ik het zou willen doen, een mengeling, maar die ook de grandeur van weleer wat uitademt en aangeeft wat Guynemer toen betekende. Ik kan zelf niets beters maken wat weergeeft hoe ik het aanvoel tot nu toe.Het boekje (maar ook andere Guynemerattributen) werd geschonken aan het Comité Franco-Belge du souvenir Guynemer door Guy Coussement met de uitdrukkelijke opdracht dit materiaal permanent tentoon te stellen aan de Poelkapellenaren en toeristen. Dit is dan ook een eerste poging dit te realiseren. We proberen in de toekomst ook de andere attributen en een heus filmpje uit de oude doos ook tentoon te stellen voor iedereen die Poelkapelle aandoet. Er zijn vergevorderde gesprekken met café De Zwaan vlakbij het Guynemermonument om dit samen te realiseren. Een en ander past dan ook in de doelstellingen van de overkoepelende vzw Poelcapelle 1917 Association die naast het Guynemercomité ook de tankgroep herbergt die probeert het Guynemermonument z'n Britse begeleider terug te geven. Maar dat is een ander verhaal, waar je elders op deze website meer over vindt
Georges Guynemer stamt uit een Vlaams adellijk geslacht waarvan de wortels terug te vinden zijn in de buurt van St.-Omer. In de 11de eeuw verhuisden Georges zijn voorouders naar Bretagne en ca. 1800 kwamen ze naar Parijs . Het was een patriottische familie. Georges’ grootvader Auguste Guynemer bv. was vice-voorzitter van “la Société de protection des Alsaciens-Lorrains” (Bordeaux, p. 29). Zoals bekend baden de schoolkinderen van 1871 tot 1914 “elke ochtend voor de terugkeer van de dierbare verloren provincies.”
Georges zag het levenslicht de dag vóór Kerstmis 1894 als de jongste van drie. Hij was gehecht aan zijn twee zussen Yvonne en Odette. Die laatste zou Georges niet lang overleven. Ze stierf op 7 januari 1919 aan de Spaanse griep. Georges bracht zijn eerste jaren door op het domein van zijn grootvader Auguste in Le Thuit, bij Les Andelys aan de Seine, waar hij gedoopt werd. Na een ruzie tussen zijn vader Paul en zijn grootvader Auguste, trokken ze naar het kasteel van zijn moeder, Julie Noémi Doynel de Saint-Quentin, in Garcelles, ten zuiden van Caen. In 1903 installeerde de familie zich ten slotte in Compiègne, in een huis dat ze hadden laten bouwen aan de rand van het bos. *Het ouderlijke huis in Compiègne werd tijdens WO II geplunderd.
Georges was een goede leerling, maar hij had ook een vurig en koppig karakter. Tot tweemaal toe werd hij van school gestuurd. Toen hij als adolescent een oorveeg van een leraar met een oorveeg beantwoordde, nadat hij een kikker naar diens hoofd had gegooid, nam zijn vader het voor hem op. Hij vond dat zijn zoon zich als een man gedragen had. Voor die tijd was dit ongehoord.
Zijn schoolse opleiding werd meer dan eens onderbroken wegens ziekte. Op jonge leeftijd liep hij een darmontsteking (enteritis) op, wat hem zou beletten om bij de cavalerie te gaan. Later kreeg hij nog de mazelen en roodvonk. Ook was hij vatbaar voor kou. In juli 1917, net voor hij naar het front in Vlaanderen kwam, werd hij nog overvallen door een angina.
Zijn fragiele gezondheid was echter niet de reden waarom hij afgekeurd werd door de medische dienst van het leger. Wel zijn tengere gestalte. Hij woog amper 48 kg voor een lengte van 1,73 meter. Dat geringe gewicht was voor een piloot geen nadeel. Integendeel. In een duel met zijn goede vriend René Dorme, die 75 kg woog, haalde Guynemer het moeiteloos. Dorme raakte met een toestel van 50pk niet hoger dan 300 meter, Guynemer steeg zonder moeite tot 500 meter. Maar het is genoeg bekend dat de luchtmacht in 1914 nog niet autonoom was en de rekrutering van piloten via het landleger verliep.
Toen Guynemer zich bij het uitbreken van de oorlog in de luchtvaartschool van Pau aanmeldde als kandidaat-piloot, werd hij dan ook afgewezen. De commandant, kapitein Bernard-Thierry, nam hem echter aan als leerling-mechanicus. Hij omzeilde nog tweemaal de regels door Guynemer in te schrijven als leerling-piloot en door hem zelf te leren vliegen, nadat hij tot twee keer toe gecrasht was. In het begin noemde zijn collega-piloten hem nog “môme” (grietje), maar dat zou niet lang duren.
Guynemer had zijn passie voor het vliegen opgedaan toen hij op school een vliegtuig had zien overvliegen. Zijn passie voor techniek en voor mechaniek in het bijzonder, had hij van nog vroeger. Op school had hij ooit een telefoonlijn geïnstalleerd met iemand achteraan de klas, met behulp van twee conservenblikken en een stuk touw. Die passie zou hem bijblijven.
Eén van de bekendste foto’s van Guynemer is die waarbij hij op 10 september 1917, de dag voor zijn overlijden, bezorgd voor zich uitstaart op de kap van zijn Spad. Hij was toen geland op het Belgische vliegveld in De Moeren met een kapotte waterpomp. De Belgisch azen Willy Coppens en Jan Olieslaghers hadden hem gezegd dat hun mechanici het probleem wel zouden verhelpen, maar Guynemer wilde zelf zien wat er scheelde. Hij was even maniakaal bezig met zijn materiaal als Merckx met zijn fiets.
*Bewerkte foto van Guynemer uit L’Illustration van 29 september 1917 en het origineel. (Guynemer, un mythe, une histoire, p. 84.)
Bekend is ook de samenwerking tussen Guynemer en Spad-ingenieur Béchereau die resulteerde in de Spad XII, een toestel dat uitgerust was met een 37mm-kanon dat door de schroefas schoot. Met zo’n Spad XII behaalde Guynemer vier van zijn laatste vijf overwinningen boven Vlaanderen.à
Op 27 juli 1917 schoot Guynemer tussen Langemark en Roeselare een Duitse Albatros neer. Met één schot van zijn kanon en acht kogels uit zijn mitrailleur schoot hij het toestel aan flarden. Volgens de Duitse piloot Theo Osterkamp, haalde Guynemer die dag ook zijn toestel naar beneden (een Albatros D III van MFJ 1). Osterkamp had toen vijf overwinningen en op het einde van de oorlog totaliseerde hij er al 32. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij generaal bij de Luftwaffe. Hij was aanwezig tijdens de Guynemerherdenking van 1973 en hij geloofde dat Guynemer hem op 27 juli 1917 had gespaard toen hij neerstortte.
De dag erop haalde Guynemer boven Westrozebeke met twee schoten van zijn kanon (vanop 150 en 20 meter) een DFW-tweezitter neer. Dat was zijn 50ste gehomologeerde overwinning.
Op 12 augustus 1917 verliet Spa 3 Bierne bij St.-Winoksbergen, waar ze sinds 11 juli verbleven, en installeerde zich in St.-Pol-sur-Mer, bij Duinkerke. Op 13 en 14 augustus kregen ze er het bezoek van het Belgische vorstenpaar. Het was dan wachten op het Spad-kanon dat gerepareerd diende te worden.
Plaatsen in Frans-Vlaanderen en West-Vlaanderen met de vliegvelden die Guynemer gebruikte en de plaatsen waar hij zijn laatste slachtoffers neerhaalde. (Kaart: Klaeylé, p. 82)
Op 17 augustus kon Guynemer boven Vlasdlo een Albatros-tweezitter verslaan met gebruik van zijn mitrailleur alleen. De piloot, Ernst Schwartz (°Cottbus, 9 augustus 1889) overleefde het gevecht niet. Vijf minuten later was het de beurt aan een DFW-tweezitter ten zuiden van Diksmuide. Guynemer verpulverde het toestel met één schot van zijn kanon. Het waarnemingsvliegtuig stortte brandend neer. De piloot, Johann Neuenhoff (°Wesel, 9 april 1894) was op slag dood.
De dag erop claimde Guynemer nog een overwinning tussen Staden en Roeselare, maar omdat het toestel, een tweezitter, verdween boven vijandelijk gebied, werd die claim niet erkend.
Guynemer’s 53ste en laatste erkende overwinning, op 20 augustus 1917, behaalde hij wellicht met een Spad XIII. Boven Poperinge haalde hij om 9h05 een DFW-tweezitter neer. De Spad XIII had geen kanon ,maar twee gesynchroniseerde mitrailleurs. Omdat zijn Spad-kanon nog altijd niet hersteld was, vloog Guynemer ook op 11 september uit met een Spad XIII.
Op 24 augustus begaf Guynemer zich naar Buc (bij Parijs) omdat hij ongeduldig werd over de traagheid waarmee de werkzaamheden aan zijn Spad-kanon opschoten. Bij Spad was ingenieur Béchereau sinds mei 1917 opgevolgd door André Herbemont. Op dat ogenblik was Guynemer oorlogsmoe en bekende hij aan pastoor Aulagne: “C’est fatal. Je n’y échapperai pas!
Op 31 augustus vloog hij heen en terug naar St.-Pol-sur-Mer voor het bezoek van de prins van Wales. Diezelfde dag stelde zijn oud-commandant Brocard voor om hem definitief tot kapitein te benoemen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hij op 11 september nog zijn papieren van luitenant op zak had.
*Monumentje op het oude vliegveld van St.-Pol-sur-Mer bij Duinkerke.
Begin september verbleef hij verscheidene dagen in Buc en bij zijn ouders in Compiègne. Op 5 september was hij terug in St.-Pol-sur-Mer en kreeg hij er het bevel over Spa 3 omdat kapitein Heurtaux gewond was. Dat belette niet dat hij veel vloog. Bordeaux vermeldt die dag drie vluchten, drie gevechten zonder resultaat door slecht afgestelde of geblokkeerde mitrailleurs. Vijf en een half uur gevlogen. Het slechte weer en vele technische problemen maakten hem zenuwachtig en matten hem af.
*Herdenkingssteen op het huis in St.-Pol-sur-Mer, waar Guynemer zijn laatste nacht doorbracht. Die nacht was het vliegveld nog gebombardeerd.
Op 8 september vloog Guynemer uit met Bozon-Verduraz. Ze verdwaalden in de mist en keerden pas na de middag terug, toen men ze al verloren waande.
Op zondag 9 september woonde Guynemer de mis bij in St.-Pol en met La Tour bezocht hij de gewonden van hun gevechtsgroep in het hospitaal van Duinkerke.
Op maandag 10 september vloog Guynemer opnieuw vijf en een half uur en had hij driemaal pech met telkens een ander toestel. Eerst had hij problemen met de waterpomp van zijn Spad XIII (S 504) waardoor hij diende de landen in De Moeren. Terug in St.-Pol leende hij het toestel van de gewonde Deullin (wellicht Spad XIII S 501). In een confrontatie met een groep Duitse vliegtuigen werd hij neergehaald – de achtste maal in zijn carrière – en keerde hij met een auto terug. Met het derde toestel, een Spad VII (S 1764) van luitenant Lagashe, had hij brandstofverlies, waardoor zijn toestel in brand dreigde te vliegen.
Die bewuste dinsdag 11 september was Guynemer om 8h25 opgestegen van de basis te St.-Pol-sur-Mer. Dat was vroeg, maar Guynemer hield van de ochtendstond om te gaan vliegen. “Dan was de vijand minder wantrouwig.” Maar er was wellicht nog een andere reden waarom Guynemer er die dag vroeg bij was. Zijn oude bevelhebber, kapitein Brocard, was op komst en Guynemer vreesde dat hij hem ging verbieden nog te vliegen om hem te sparen. Met 53 erkende overwinningen was hij op dat ogenblik onovertroffen en ze konden hem nog voor andere doeleinden gebruiken.
*Monument voor Guynemer in Duinkerke, met de buste van het in 1941 vernielde monument van Malo-les-Bains.
Toen de journalist Jacques Mortane (“mon historien initial”) hem vroeg wat hij ervan dacht om het bevel te voeren over een jagersschool, reageerde hij zoals verwacht:
“- Spreek me niet van het etappegebied. Ik zal niet
ingaan op een voorstel om het bevel te voeren over een school. Vooreerst zou ik misschien een slechte leraar zijn en ik vind ook dat het voorbeeld meer waard is dan woorden. Kijk naar Albert Ball, de Engelse aas. Ze hebben geprobeerd om hem naar een school te sturen. Na een paar weken had hij al heimwee naar het front en is hij terug gekomen.
- Ja, maar hij is omgekomen op 7 mei 1917, toen hij 44 overwinningen op zijn palmares had.
- Ik weet het. Het is het lot van elke jachtpiloot. Wat doet het ertoe? Als ik van het front zou weggaan, zou men al vlug zeggen: “Guynemer? Hij is ondergedoken!” (“embusqué”) Men zou mijn 50 overwinningen vergeten en alleen nog zien dat de anderen vechten en ik er niet meer bij ben.
Ik denk dat ik zal blijven. Ik ben er klaar voor. Vaak hoor ik beweren: “Ze zullen er allemaal aan gaan!”
Denk je, dat toen ik de arme Auger zag landen op ons terrein om zijn laatste adem uit te blazen in mijn armen, na zijn gevecht tegen drie, dat dit niet mijn eerste gedachte was? Ik verwacht dit sinds mijn eerst vlucht. Ik wil alleen de fatale dag uitstellen en me royaal wreken, anticiperend op mijn val.
Er zijn piloten die nooit zullen aanvaarden om naar het etappegebied te gaan, zelfs niet als mentor voor jongeren. Neen, Dorme, die er elke dag één neerhaalde. Hij zou zich nooit neergelegd hebben bij een passieve rol. En trouwens, leraar, iedereen kan het zijn. Het zijn vaak de minst vaardige piloten die het best lesgeven. Het bewijs is dat jagen vooral wordt aangeleerd door mensen die het nooit in de praktijk hebben gebracht.
Zolang ik standhoud, zal ik mijn titel verdedigen. Het is niet omdat ik de hoogste onderscheidingen ontvangen heb of dat ik niets meer te verwachten heb, dat ik mijn overplaatsing naar een rustige post zal vragen. Ik heb allerlei listen bedacht om soldaat en vervolgens piloot te kunnen worden. Ik verkeer in een situatie die me verplicht om het voorbeeld te geven. Het front verlaten zou gelijk staan met desertie.
- Daar was niets op te zeggen. Er viel niet te discussiëren met zo’n sterke wil en zo’n edel patriottisme. De legerleiding probeerde de aas op zijn beslissing te doen terugkomen. Het was vergeefse moeite. De raadgevingen van vrienden en collega-piloten, die hem geleidelijk zagen verzwakken onder de last, haalden al evenmin iets uit.” (Jacques Mortane, pp. 111-112.)
*Standbeeld voor Guynemer in Poelkapelle.
Guynemer kon niet meer uit de heldenrol stappen die hij zelf gekozen had en die hem ook was opgedrongen. Hij kon alleen nog doorgaan. “On na rien donné tant qu’on na pas tout donné” was één van de gevleugelde woorden die hij in zijn christelijke opvoeding had meegekregen en die hij zocht na te leven.
Was er zo’n leven plaats voor een vrouw? Aan zijn metgezel François Battesti zou de 22-jarige Guynemer op 31 augustus 1917 gezegd hebben: “Ze kennen me niet goed, want ik heb maar één ambitie. Luister goed! Als ik dit overleef, trouw ik en zal ik een goede huisvader worden.” Ook de Britse topaas Mick Mannock, die al 31 was, wilde geen huwelijk overwegen tot de oorlog voorbij was.