Een woordje geschiedens over Guynemer en zijn vliegtuig Morane Saulnier L:
De Franse luchtvloot telde in augustus 1914 nog maar 138 toestellen; in november 1918 waren er dat al 11.900 of een toename met bijna 900%. In de loop van de Eerste Wereldoorlog heeft Frankrijk 52.000 vliegtuigen en 92.000 vliegtuigmotoren vervaardigd. Dit is het meest van alle oorlogvoerende landen. Duitsland kan daar maar 38.000 vliegtuigen en 41.000 vliegtuigmotoren tegenover zetten. Frankrijk streefde reeds in de aanloop naar de oorlog naar een technologisch overwicht dat haar demografische achterstand tegenover Duitsland diende te compenseren. In 1914 telde Duitsland 76 miljoen inwoners, Frankrijk amper 41 miljoen.
Morane Saulnier L:
Het toestel Morane Saulnier L is één van de vier die het Franse leger in november 1914 kiest. Omdat de vleugel zich boven de romp bevindt, dopen de militairen het om tot “Morane Parasol”. Die hoge vleugel maakt het geschikt als waarnemingstoestel en omdat het kan landen op kleine veldjes, wordt het ook gebruikt voor speciale opdrachten. Ook Guynemer heeft nog speciale opdrachten gevlogen, zoals het uitzetten van een saboteur in vijandelijk gebied of het bombarderen van het station van Chauny in oktober 1915.
Op 19 juli 1915 behaalt Guynemer zijn eerste overwinning met de MS 376. Als piloot manoeuvreert hij het toestel in een positie van waaruit zijn mechanicus Charles Guerder een Aviatik tweezitter kan neerschieten bij de hoeve Carrière l’Evèque in de gemeente Septmont, ten zuiden van Soissons.
<=Op de foto (SHAA) die achteraf genomen werd, houdt Guerder zijn helm vast, die door een Duitse kogel doorboord was. Eén centimeter lager en het was voor hem en wellicht ook voor een weerloze Guynemer toen al voorbij geweest.
Het is dit toestel dat van 2006 tot 2009 aan het VTI van Ieper gereconstrueerd werd rond een authentieke 80 pk Rhône-motor.
Nieuport:
Van oktober 1915 tot augustus 1916 vloog Guynemer met Nieuport. Met verschillende types van dat vliegtuig behaalde hij dertiende erkende overwinningen (twee tot 14).
De eerste Nieuport die hij kreeg, een Nieuport 10, droeg de naam “Vieux Charles”, een naam die gegeven was door de vorige eigenaar Charles Bonnard. Omdat Guynemer er meteen een succes mee boekte, behield hij die naam voor zijn volgende toestellen. Op vijf verschillende types Nieuport zal die naam prijken. Nadien komen er nog vier Spad-toestellen die met die naam beschilderd zullen worden.
Tijdens de Slag om Verdun, die op 21 februari 1916 begon, konden de Franse piloten aanvankelijk niet op tegen de Duitse “Fokker Eindecker” met hun gesynchroniseerde mitrailleurs die bovendien in gevechtsgroepen (Jagdstaffeln) opereerden. Op 13 maart 1916 wordt besloten acht escadrilles eenzitters te groeperen in een “Groupement de Chasse” onder het bevel van commandant de Rose. Zodoende kunnen de Fransen geleidelijk het luchtoverwicht boven Verdun heroveren.
Die “Groupement de Chasse” van Verdun was nog een provisoire eenheid, die aan de Somme definitief werd ingedeeld in vier “Groupes de Combat (GC)”: 11, 12, 13, en 14.
GC 12 telt vier escadrilles die allemaal de ooievaar (“la cigogne”) als embleem voeren: N3, N26, N73 en N103. Bij de escadrille N3 was dit sinds juli 1916. De andere volgden in april 1917.
- Escadrille 3 heeft een ooievaar in de vlucht met neergeklapte vleugels. De bekendste piloten zijn: Guynemer (53 overwinningen), Dorme (23) en Heurtaux (21).
- Escadrille 26 heeft een ooievaar in gestrekte vlucht. Roland Garros, de bedenker van de deflectieplaatjes op de schroeven, vloog bij deze eenheid.
- Escadrille 73 heeft een gedraaide ooievaar. Een bekende piloot was Deullin (20 overw.)
- Escadrille 103 ten slotte heeft een ooievaar met opgeklapte vleugels. De bekendste piloot was de topaas Fonck (met 75 overw.).
(Tekening uit Pierre Roehr, La véritable histoire du “Vieux Charles et de la Cigogne”
in Icare, nr. 122, 1987, p. 90.)
De ooievaar was gekozen door de commandant van GC 12, kapitein Brocard, maar die vogel verwees uiteraard ook naar de Elzas, waar die trekvogel zijn nest maakt en naar de herovering ervan, waar Frankrijk voor vocht.
Escadrille 3 bestond al van voor de oorlog en de naam ervan wijzigde naargelang het vliegtuig waar ze mee vloog. Zo heette escadrille 3 achtereenvolgens: Bl.3 (Blériot X, sinds 12 juli 1912), MS 3 (Morane Saulnier, maart 1915), N 3 (Nieuport, januari 1916) en uiteindelijk Spa 3 (Spad, januari 1917). Binnen escadrille 3 kreeg Guynemer het nummer 2 op basis van anciënniteit.
Escadrille 3 was de meest succesvolle van alle Franse escadrilles. Ze behaalde 175 erkende en 160 “waarschijnlijke” overwinningen. Van de ca. 80 piloten, brachten twaalf het tot aas, maar haalde een kwart ook het einde van de oorlog niet.
Kenmerkend voor de Nieuport is zijn kortere onderste vleugel. Daardoor krijgt dit toestel een grotere wendbaarheid. Aanvankelijk vloog Nieuport met een 80pk roterende motor (net als de Morane Saulnier).
<= Nieuport 11 (bébé), de tweede “Vieux Charles”, maart 1916.
Latere types hadden een 110pk-motor. Bij één van zijn eerste landingen met die zwaardere motor van de Nieuport XI (ook “bébé” genoemd), parkeerde Guynemer zijn toestel verticaal. Hij diende nog te wennen aan de grotere middelpuntvliedende krachten.
Van juli 1916 af werd de Nieuport uitgerust met een gesynchroniseerde mitrailleur, die door het schroefveld kon schieten. Op dat ogenblik deed een nieuw vliegtuig zijn intrede, dat voor de rest van de oorlog het beste Franse jachttoestel zou blijven: de Spad.
Spad
Met de Spad behaalde Guynemer het gros van zijn overwinningen. Eerst 34 met de Spad VII. De laatste maanden vier met de Spad XII - die met het 37mm schroefaskanon - en één met de Spad XIII.
Spad VII Spad XIII
Maximale snelheid 192 km/h 210 km/h
Plafond 5.300 meter 6900 meter
V-motor (Hispano-Suiza) 180 pk 220 pk
Bewapening Eén gesynchroniseerde Vickers (7,7mm) en soms een Lewis op de bovenste vleugel Twee gesynchroniseerde Vickers (380 kogels elk)
In vergelijking met de Nieuport XI is de Spad krachtiger, wendbaarder en steviger. Hispano-Suiza, een Catalaanse maatschappij met een Zwitsers directeur, die de watergekoelde V-motoren leverde voor de Spad, was zo opgezet met de successen van Guynemer dat ze hem één van hun auto’s cadeau deed. Na de oorlog neemt die firma zelfs de ooievaar over als embleem voor haar wagens.
Het kanon van de Spad XII – een idee-fixe van Guynemer - maakte dat toestel zwaarder en daardoor minder geschikt als gevechtsvliegtuig. Er werden er in totaal maar 62 van geproduceerd vóór de wapenstilstand. Van de Spad XII, die Guynemer de bijnaam “Pétadoux” gegeven had, is geen enkel exemplaar bewaard. De Spad die in het Lucht- en Ruimtevaartmuseum van Le Bourget is opgehangen, is een Spad VII, waar Guynemer zijn meeste overwinningen mee heeft behaald.
Spad VII, de “Vieux Charles” VII, september 1916. Guynemer’s eerste Spad
Het jachttoestel bij uitstek eind 1917 en in 1918 werd de Spad XIII. Met dat toestel alleen scoorde René Fonck 53 overwinningen. Evenveel als Guynemer zijn totaal.
Onze Replica Morane Saulnier Parasol L:
Even terug in de geschiedenis van onze school(V.T.I.-Ieper). In de jaren twintig van de vorige eeuw, net na de Eerste Wereldoorlog, kregen de Vlaamse technische en beroepsscholen een vliegtuigmotor met reserve-onderdelen om er tekeningen van te maken en het onderhoud ervan te oefenen. Dit type motor, een roterende negencilinder van 80 pk, werd blijkbaar niet meer gebruikt. (Foto bovenaan: De afdeling mechanica in 1927. De motor ligt centraal in beeld.)
Deze motor was jarenlang een pronkstuk op de Opendeurdag, toen hij met een oorverdovend lawaai in gang werd gezet. Na heel wat omzwervingen kwam de motor gelukkig terug in VTI-handen en enkele jaren geleden werd beslist om die zeldzame motor opnieuw op punt te zetten. Een huzarenstukje dat heel wat opsporingswerk gekost heeft.
<=Pol Lietaert en JohanVanbeselaere bij de Rhône 9C in actie.
Een werkende motor op statief oogt mooi, maar het blijft slechts een motor. Wat er nog ontbreekt is een bijhorend vliegtuig. Blijkt nu dat dit type motor werd gebruikt in de Morane Saulnier L, ook “Parasol” genaamd omdat de vleugel boven de romp gemonteerd is. Dit was één van de eerste verkenningsvliegtuigen van het Franse leger. Toen de waarnemer een mitrailleur meenam, werd het een gevechtsvliegtuig. De Franse aas Georges Guynemer behaalde zijn eerste overwinning als piloot van zo’n vliegtuig. Zijn begeleider en mechanicus, Charles Guerder, haalde het Duitse toestel neer. Charles Guerder en Georges Guynemer na hun eerste overwinning op 19 juli 1915.=>
Op dit type vliegtuig plaatste de piloot Roland Garros, die zijn naam gaf een de bekende tennisvelden in Parijs, voor het eerst deflectieplaatjes op de schroef ,zodat hij met zijn mitrailleur door het schroefveld heen kon vuren. Na een noodlanding in bezet West-Vlaanderen, namen de Duitsers zijn toestel mee en hun ingenieur Anthony Fokker perfectioneerde dit mechanisme met een onderbrekingssysteem, waardoor de mitrailleur gesynchroniseerd was met de schroeven.
Schooljaar 2006 – 2007:
Onder de deskundige leiding van leerkracht P. Lietaert werd er gestart met de bouw van de aluminium vliegtuigromp in onze carrosserieafdeling.
Opbouw van het aluminium frame rond een houten skelet.=>
Intussen was Johan Vanbeselaere een zoektocht begonnen naar originele tekeningen van de vleugels. Kopieën van deze tekeningen kwamen uit een Fins museum waar een gelijkaardig vliegtuig uitgestald staat. Daniël Pauwels kwam bij mij met een zonderlinge vraag: “Geert zou jij een houten propeller kunnen maken voor ons vliegtuig? Dat lijkt toch een beetje op houtsnijden?” argumenteerde hij.
Schooljaar 2007 – 2008
Johan Vanbeselaere contacteert Sašo Knez, leerkracht fysica aan de technische school van Trbovlje in Slovenië. Deze school heeft hetzelfde type motor maar niet de kennis en tekeningen om die te herstellen. Sašo Knez is tevens voorzitter van de Minima Historical Aircraft Club. Dit is een groep mensen die oude vliegtuigen herstelt of volledig nabouwt. Hij bleek dan ook de geknipte persoon om ons te leren hoe we de vleugels best opbouwden en hoe we deze moesten stofferen. (www.aeroklub-minima.si)
Dat jaar maakten de leerlingen van de Carrosserie het onderstel, de opbouw en het sturingssysteem. Leerlingen uit 1B helpen bij het maken van de houten pilootstoel.
Het Legermuseum van Brussel leende ons voor twee maanden een houten schroef voor het maken van opmetingen en tegenprofielen. Er zijn echter enkele problemen: hun schroef is 2,60m lang. Dit is 20 cm te lang voor ons. Bovendien hebben wij een linksdraaiende motor, hun schroef is rechtsdraaiend. Bij de firma Poncelet in Brussel krijg ik van de derde generatie schroevenbouwers een zeer uitgebreide uitleg over de opbouw en het volledig met de hand uitwerken van een propeller. Met Opendeur werd het vliegtuig buiten tentoongesteld en de motor werd getest. Na enkele pogingen lukt het. De motor werkt.
Schooljaar 2008 – 2009
Dankzij het Europese Leonardo da Vinci-project was het mogelijk voor onze en voor de Sloveense leerlingen om een gesubsidieerde buitenlandse stage te versieren.
<=De sparren en de ribben van de vleugel worden in elkaar geschoven
September 2008:
Zes leerlingen en twee leerkrachten (Pol Lietaert en Geert Woussen) vertrekken onder het toeziend oog van coördinator Daniël Pauwels voor twee weken naar Slovenië. Daar hebben de leerlingen Autotechnieken Gilles Beeckman, Nick Borry en Wesley D´Hellem de opdracht gekregen om de onderdelen van de motor te demonteren en te reinigen.Warre Buysse, Lionel Knop en Wijnand Pauwelyn van de afdeling Hout hebben het in Ieper gemaakte metalen richtingsroer, volledig bekleed met doek. Door het maken van een deel van de vleugel leerden ze ook hoe de houten onderdelen te maken en te verbinden. Het richtingsroer met de originele markering.=>
Oktober 2008:
Onder leiding van collega’s Chris Horré en Frederik Maerten maken leerlingen van 5HB een eerste houten vleugelconstructie van 5,50m lang en 1,80m breed. Leerlingen van de afdeling Garage werken verder aan de boordinstrumenten.
<=Geert Woussen zaagt het vleugelprofiel uit zes lagen gelijmde en geschrankte meranti-planken.
November 2008:
Het VTI krijgt op zijn beurt bezoek van zeven leerlingen en twee leerkrachten uit Slovenië. Deze mensen hebben het door ons gemaakte vleugelonderdeel met polyesterdoek bekleed. Tevens voorzien zij onze eerste vleugel van de nodige metalen bevestigingssystemen.
April 2009:
Na wat speurwerk weten we nu zeker dat het machinegeweer een Lewis MKIII is.
Via enkele internetfora vinden we een adres van een persoon in Texas die dit type machinegeweer voor
een redelijke prijs in kunststof maakt. Om het juiste model te benaderen moeten er nog heel wat onderdelen uit beukenhout bijgemaakt worden.
Visit also: Guynemer Paviljoen