De Maquette van de Zeppelin-Staaken R.VI:
Roden 1/72 Zeppelin Staaken
Toen Piet Steen met zijn vraag afkwam, ben ik eerst begonnen met te gaan zoeken op het Internet of zo’n kit wel bestond en of het doenbaar was de opdracht te aanvaarden wetende dat er een “deadline” aan vastzat.
Volgens een collega-modelbouwer in Nieuw-Zeeland, die op dat moment juist een Staaken afgewerkt had, was het doenbaar de kit af te werken binnen de zes maanden; een probleempje: ik had maar een dikke 3 maanden tot mijn beschikking!!Maar….een beetje gezonde stress moet kunnen en het hoe en wat werd afgesproken met Piet.
Toen de kit bij me aankwam, bleek dat de inhoud van de doos gerust indrukwekkend mocht genoemd worden: 11 ramen met stukken en stukjes en enkele volledige A4-vellen waarop de decals van de Lozenge-camouflage. Het Lozenge-motief was een Duitse manier van camoufleren tijdens de Eerste Wereldoorlog met onregelmatige gekleurde veelhoeken: bestaande uit ofwel 4 of 5 kleuren; goed dat de camouflage er als decal bijgeleverd was want om dat uit de hand zelf te gaan spuiten of schilderen…..Ook werd al direct duidelijk dat het model in afgewerkte vorm, imposante afmetingen zou krijgen. Voor zijn tijd was het het grootste vliegtuig en het was pas in de Tweede Wereldoorlog dat de Boeing B-29 met een 1.5 m grotere spanwijdte de Staaken voorbijstak.
Dat waren problemen voor later! Na een grondige kennismaking met alle onderdelen, begon ik met het schilderen van alle kleine onderdeeltjes zoals de ladders, machinegeweren, onderdelen van de motoren, benzinetanks, het eigenlijk voorbereidende werk.
Vervolgens begon ik met het samenvoegen van de 4 motoren; elke motor bestond, als hij af was, uit 23 onderdelen die allemaal in de juiste kleur moesten geschilderd zijn: koperen koelwaterleidingen, roestkleurige uitlaatpijpen ( die ik allemaal uitgeboord had met een boortje van 0.2 mm om een meer realistischere “look” te krijgen! Vier 6-cilinder-in-lijn motoren dus 24 pijpjes…..)
Daarna moesten 2 motoren rug-tegen-rug in hun gondels geplaatst worden(motorgondel1); de 2 voorste motoren hadden trekschroeven, de 2 achterste duwschroeven. Er waren 2 gondels met tussen de motoren een plekje voor de technieker die tijdens de vlucht (tot 8 uur!!) de motoren onderhield en/of repareerde. De koelwaterleidingen die naar de radiatoren liepen boven de motoren, heb ik gemaakt uit fijne koperdraad. Het spijtige was eigenlijk dat, toen de gondels af waren, er eigenlijk weinig meer te zien was van het vele werk dat ik aan de motoren besteed had!
Toen begon het regelmatige e-mail verkeer tussen Piet en mij aangaande de te gebruiken kleuren.
Piet wilde eigenlijk dat ik het model van de Zeppelin Staaken zo getrouw mogelijk in de kleuren van “zijn” R.34/16 zou schilderen, waarbij ik dus moest afwijken van het bijgeleverde kleurschema en op Piet zijn aanwijzingen moest verder werken.
Tijdens de bouw van beide gondels moesten de beide omgekeerde “V”-stutten, die de gondels op hun plaats hielden tussen beide vleugels, los blijven zitten zodat de gondels op de juiste plaats tussen de vleugels konden geplaatst worden.
Daarna was het even tijd om eerst het interieur van de bommenwerper te vervolledigen; de 10 benzinetanks kregen hun plaatsje en de rest zoals de stoelen en de ribben en spanten moesten op hun plaats komen. Wel bleek dat van al de moeite die ik aan het interieur spendeerde, er na de sluiting van de romp, niets meer te zien was!
Doordat Piet erop stond de R.34/16 strak na te maken, had ik een probleem met de bijgeleverde patronen waarmee de Lozenge-camouflage zou moeten versneden worden. Bij het model van Roden was de camouflage alleen voorzien voor de grote vleugels en het achtergedeelte van de romp met de staart.
De R.34/16 was echter geheel bedekt met het Lozenge-motief: van het puntje van de neus tot de staart; dat genoodzaakte mij om de bijgeleverde patronen te herschikken om op die manier voldoende camouflage te winnen om heel de romp te kunnen bekleden.
Daarom werden de geopende bomdeuren vervangen door nieuwe plaatjes plastic, voorlopig vastgezet en daar de camouflage over; na het volledige drogen, konden de plaatjes losgemaakt worden, op maat gesneden en had ik gecamoufleerde bomdeuren. (deze laatste zijn in geopende positie vastgelijmd, de bomlading is zichtbaar) Ook moest ik proberen te zorgen dat de camouflage aan de randen van de romp doorliep, mits een beetje passen en meten ( en een beetje vals spelen) lukte me dat!
Op het ogenblik van zijn neerstorten, werd de R.34/16 gebruikt voor nachtbombardementen; om de juiste tint te bekomen in de camouflage, heb ik eerst heel het toestel in glanzend zwart gespoten (in de plannen spreekt men van een rood-bruine primer, maar ik denk dat m’n zwart goede resultaten gegeven heeft). Toen de decals daarop aangebracht werden, kreeg ik een donkerdere uitstraling wat beter paste bij het concept van een nachtoperatie.
Voor het aanbrengen van de decals op de grote vleugels, staat er in het plan vermeld dat men de decals in 3 delen moet snijden om zo het aanbrengen te vergemakkelijken.
De Nieuw-Zeelandse confrater had echter vermeld dat het beter was deze richtlijn niet te volgen omdat, als de decals nat zijn, ze een beetje rekbaar worden en dan zou de kans bestaan dat je de verschillende vlakjes van de camouflage niet meer juist naast mekaar zou krijgen met alle problemen vandien. Als je weet dat een vleugelhelft een dikke 30cm lang is, weet je dadelijk dat het een “leuke” job ging worden als je zou proberen de decal in zijn geheel aan te brengen. Het “grootste “probleem was echter een schaal te vinden waar je die 30 cm decal geheel kon in onderdompelen. Maar de volhouder wint en met voldoende gebruik van Sol en Set kwamen de decals mooi op de vleugels te liggen.
Nadat dat probleem opgelost was, kon ik met het volgende beginnen: het juiste plaatsen van de beide hoofdvleugels. Raar genoeg moest de bovenste vleugels ietwat meer naar achter geplaatst worden tegenover de onderste.Nadat de onderste juist bevestigd was aan de romp, had ik een soort mal gemaakt waarin het gehele model kon vastgezet worden; zo kon ik steunen voorzien om de bovenste vleugel goed te plaatsen tov. de onderste. Eerst werden beide motorgondels links en rechts geplaatst, vervolgens bracht ik de bovenvleugel, die al aan mekaar gezet was, in positie. Hier kwam af en toe wel wat overleg met God de Vader aan te pas, maar uiteindelijk lag de bovenvleugel toch mooi op de stutten vastgelijmd en in de juiste hoek!Pas daarna kon ik de centrale steun onder de centrale brandstoftank plaatsen; die pootjes moesten wel een beetje aangepast worden!
Hetgeen karakteristiek is aan een tweedekker , is de verspanning tussen de beide vleugels en alle stuts; dwz. Alle draden die je ziet lopen tussen beide vleugels en de verticale stijlen. Dat zorgt eigenlijk voor de sterkte van de vleugel als een geheel. Bij de Zeppelin Staaken was dat ook erg zichtbaar en er waren opvallende verschillen tussen de toestellen al naargelang de fabriek waar ze werden gebouwd.
Weer was Piet een ongelofelijke bron van informatie om te weten welke draad op welke plaats aangebracht moest worden. Daarvoor gebruikte ik pianostaaldraad van 0.5 en 0.3 mm; vervelend om op maat te knippen, maar handig want er is al een zekere stijfheid en dat helpt om een strak geheel te krijgen! Het best is in het midden te beginnen en zo naar de tips van de
vleugels toe te werken. Hier is het ook noodzakelijk van rustig en weloverwogen te werk te gaan want als je ergens een stukje vergeet…..zet er dan maar een kruis over want daar kun je zelfs met 2 pincetten niet meer tussen om alles op zijn plaats te krijgen!!Ook is het best ( denk ik!) dat je eerst de spankabels aanbrengt tussen de beide hoofdvleugels vooraleer men begint aan het plaatsen van het staartgedeelte, je moet het model af en toe in de gekste houdingen vasthouden om toch maar dat ene kabeltje op zijn juiste plaatsje te krijgen dat het brede, kwetsbare best niet in de weg zit!Als het bekabelen van de hoofdvleugels met goed gevolg gelukt is, kan de volgende uitdaging aangevat worden.De hele staartstructuur ben ik dan beginnen te plaatsen.
Het grootste probleem daar is te zorgen dat alles mooi haaks tegenover elkaar en tegenover de hoofdvleugels staat; bij de monteren van de hoofdvleugels is het ook van belang dat je goed let op de dihedral van de ondervleugel: dwz. de punten van de ondervleugel staan hoger dan de aanhechting aan de romp. Die aanhechting heb ik ook een beetje versterkt door een dikker model van staaldraad doorheen het bommenruim, van vleugel naar vleugel te laten lopen. Erg belangrijk dat er tijdens het bouwen die mal is die de ondervleugel tijdens de bouwfase altijd ondersteunt tot de bekabeling afgewerkt is! Dan pas mag het model uit de mal; het is zelfs zo dat het toestel in het echt, als het aan de grond stond, steunen aan de vleugelpunten had, om de vleugels op de grond extra steun te geven.
Deze zijn bijgeleverd bij het model en zijn dus evenzeer nodig om de modelvleugels te steunen omdat die anders door hun gewicht gaan doorhangen en zelfs de moeilijk geplaatste bekabeling kunnen beschadigen!!
Als de staartstructuur compleet is, is er daar ook weer de bekabeling. Het beste is dat je flink wat tijd uittrekt om de beschikbare foto’s te gaan bestuderen, want het is een kluwen. Elke draad heeft eigenlijk zijn functie: er zijn roerkabels en die lopen best aar de corresponderende roeren (De “echte” besturingskabels heb ik uitgevoerd met bruine, nylon visdraad van 0.08 mm dik),er zijn miniatuurkatrolletjes waarover die kabels lopen en het loont echt de moeite als je daar wat tijd voor neemt! En daarbij, modelbouw doe je als ontspanning!
Als je die fase overleeft hebt, mag het model uit zijn mal en dan kan je aan het onderstel beginnen. Om het toenmalige ongelofelijk gewicht van bijna 12 ton van op de grasvliegvelden te laten vertrekken, was het toestel uitgerust met maar liefst 18 wielen. Zoals gebruikelijk in die tijd, heb ik het landingsgestel uitgerust met “sandows”. Dat waren eigenlijk lange elastische kabels ( of rekkers!) die rond het frame van het onderstel waren gewikkeld en als schokbrekers ‘avant la lettre’ dienst deden. In model kan je dat bekomen door er een paar centimeter garen rond te wikkelen en met wat secondenlijm vast te zetten.
Als laatste heb ik dan de kleine trapjes die aan de zijkant van de romp bevestigd zijn om de bemanning toe te laten aan boord te klimmen, vervangen door eigen gemaakte uit restjes pianostaaldraad dat een veel fijner resultaat gaf dan de bijgeleverde plastieken exemplaren. De machinegeweren op hun juiste plaatsen lijmen, was één va de laatste dingen die ik aan het model gedaan heb.
Tijdens het assembleren van het model, waren er dikwijls momenten dat het even teveel werd en dat ik even iets anders moest doen: Piet had het model van de Zeppelin Staaken nodig voor een tentoonstelling. Dat wil zeggen: veel bezoekers (hopelijk!) en meestal hebben die de vervelende neiging alleen maar met hun vingers te kunnen ‘kijken’. En dat plezier kon ik niet iedereen gunnen! Daarom een display gemaakt, maar een gewoon “bakje” zou ook niet voldoen. Daarom het ik in de hoek een stukje van de voorkant van een hangar gemaakt, met als voorbeeld foto’s van door de Duitsers gebruikte hangars tijdens WO I. Een lapje grasmat bootste de Vlaamse grasvelden redelijk na.
De Zeppelin-Staakens R. VI werden ofwel uitgerust met ofwel Mercedes D.IVa van 260 Pk ofwel met de betere Maybach Mb.IVa van 245 Pk. Beide motoren zijn dan ook in de bouwdoos voorzien. Daar de R34/16 Mercedes motoren had werden uiteraard die motoren dan ook gebruikt voor de maquette. De overige 4 Maybachs motoren kon ik dan voor het diorama gebruiken. Een modelletje van een oud vrachtwagentje uit die periode, uit wat afval een paar kisten gemaakt en er was juist een lading motoren aangekomen, één kist was al opengebroken zodat men de motor in de kist kon zien zitten! Een schragentafel voor het teveel aan machinegeweren die in de kit voorradig waren en de wapenmaker kon aan zijn onderhoud beginnen!
Het enige wat nu nog ontbreekt (ik heb ondertussen enkele kandidaten gevonden maar het ontbreekt op het ogenblik een beetje aan de tijd….) zijn wat figuurtjes. Die zouden nog wat leven kunnen brengen in het geheel. Als ik wil doen wat ik in m’n hoofd heb, moet ik even wat opzoekingen doen ivm. de juiste kleuren van de uniformen van toen en dan een ogenblik van rust en één van haat tussen enkele opdrachten en er komt leven in de winkel!
Tijdens de eerste opzoekingen en de eerste weken van het bouwen, ben ik dikwijls op verschillende sites gaan kijken; die Nieuw-Zeelander zijn bouwbeschrijving heeft me dikwijls geholpen omdat die man de problemen die ik mocht verwachten, aankondigde en dan kon ik daar op anticiperen. Voor hen die er willen aan beginnen: het is een prachtig model maar enige (??) ervaring is wel broodnodig! Het is geen kit die gewoon in mekaar valt, Piet en ik hebben verschillende sites gevonden waar er mensen hun bouwverslag begonnen en die op zeker moment een stille dood stierven of waar ik duidelijk zag dat men het plan niet volgde of zelfs “verbeteringen” aanbracht of dat er duidelijk fouten waren ( dingen waar ik bv. dik problemen mee gehad had). Een ander belangrijk aspect: het is een GROOT model en je hebt veel plaats nodig.
Nu ben ik vrijwilliger in het Stampe-Vertongen Museum op het vliegveld Deurne bij Antwerpen en doordat de collectie van het museum zich situeert vanaf het begin van de luchtvaart in België tot de Tweede Wereldoorlog, heb ik de kans gekregen het model daar tentoon te stellen.
Ook moet ik Piet bedanken want door zijn toen geplaatste oproep, heb ik de kans gekregen dit mooie model te maken en me wat te verdiepen in een deel van de luchtvaartgeschiedenis die voor een deel niet zo goed gekend is. Een geschiedenis die door de pioniers van toen dagdagelijks geschreven en herschreven werd.
Als er kandidaten zijn die zich geroepen voelen om de Staaken eens te bouwen, mag deze onverschrokkene mij altijd e-mailen, ik zal proberen de kandidaat dan met troostende woorden en hopelijk wat advies bij te staan.
Email: carl.gootzen@scarlet.be
Het is doenbaar maar onderschat het zeker niet!!
Als er mensen zijn die het Stampe Museum (www.stampe.be) eens willen komen bezoeken, mits overleg doen we ook rondleidingen in het museum; voor grotere groepen splitsen we de groep in handzamere groepjes en werken we met meerdere gidsen.